donderdag 25 september 2014

Een concept van 'community'

In verband met de geboorte van onze kleinzoon verblijf ik een tijdje aan de westkust van Amerika, in Olympia Washington. We huren een huis in een woonwijk en komen zo in aanraking met 'gewone amerikanen'. Zo ontmoet ik Ken, een 72 jarige politieke junkie met een eigen radioprogramma. Als hij hoort wat ik doe neemt hij me op sleeptouw naar de citymanager en laat hij me de publieke voorzieningen van die stad zien. Vandaag wordt ik geïntroduceerd bij de plaatselijke Rotary. Zo'n 80 mensen komen hier wekelijks bijeen. De bijeenkomst met een pledge for the flag. Iedereen staat op en met de hand op het hart belooft men trouw aan de Amerikaanse vlag. Als ik wat verbaasd rondkijk zegt ken "je moet beseffen dat de vlag en het Engels het enige is dat ons in dit enorme land verbindt".

Dan wordt iemand uitgenodigd een spreuk van de dag te geven. Sommigen staan op en vertellen iets dat zij met de groep willen delen. Aan het einde van dit gedeelte wordt er weer iemand uitgenodigd die nu de belofte van de rotarians uit moet spreken. Dan is de spreker aan het woord. Een plaatselijke begrafenisondernemer die het verhaal vertelt van de moord op Lincoln en zijn begrafenis. Ik zit gefascineerd te luisteren. Moeiteloos worden allerlei details over balsemen en begraven door het verhaal gestrooid.. En dan is het alweer voorbij. In de laatste ronde wordt geld opgehaald voor allerlei goede doelen. Iemand treedt naar voren en spreekt aanwezigen rechtstreeks aan om een dolle in de mand te doen. Na afloop word ik aangesproken in het Nederlands door een vrouw die hier sinds 1966 woont met haar Mexicaanse man. Ken kent haar al dertig jaar maar ontdekt nu pas dat geen Duitse is maa Nederlandse. Drie jaar geleden kreeg ze haar citizenship. Zolang haar ouders leefden had ze dat niet aan willen vragen. Maar nu het zover was had ze het uitbundig gevierd. "En ik heb in volle overtuiging die belofte voor de vlag gedaan".
Een ander is twaalf jaar geleden is als vijftienjarige uit Denemarken gekomen. Inmiddels is hij ruim tachtig en hij zegt het benauwd te krijgen als hij in Denemarken is. "Zoveel regels en zoveel belasting betalen maakt me onvrij". Als ik hem vertel dat ik een paar weken geleden in Denemarken juist diep onder de indruk was van d collectieve voorzieningen en begreep dat Denemarken het hoogst van de wereld scoort in vertrouwen in de overheid, kijkt hij me meewarig aan.

Ik heb Ken een YouTube filmpje laten zien met Elisabeth Warren. Zij is een beroemd democrate en formuleert - voor mij - heel zuiver waarom belasting betalen bijdraagt aan je ondernemerssucces. "Jij hebt je bedrijf groot kunnen maken omdat wij allemaal belasting betalen om jouw werknemers te scholen, de wegen aan te leggen waarop jij je goederen kunt vervoeren en de agenten te financieren waarmee jij je bedrijf veilig houdt. En daarom is het terecht dat je een deel van he winst met ons allemaal deelt", zegt ze in dat filmpje. "Je snapt er niks van", zegt Ken. "Mensen met geld dragen hier heel veel bij aan de samenleving maar niet via belastingen. Ze willen zelf regie hebben op waar hun geld naar toe gaat".

Naar aanleiding van het filmpje organiseert hj een tafel met liberals. Allemaal vrouwen. En dat is niet toevallig, blijkt. De staat Washington is een progressieve staat die bijna volledig door vrouwen wordt gerund. De democratische partij bestaat voor 80 % uit vrouwen, zegt hij. De vrouwen aan de tafel zetten zich allemaal op tal van manieren n voor de gemeenschap. Politiek hoort daarbij maar hun eerste drijfveer is duidelijk 'The community'. De city manager wees me er al op dat ik als Europeaan een heel ander concept van 'community' heb dan Amerikanen.

Deze rotarybijeenkomst heeft me weer veel food for thought gegeven....

dinsdag 23 september 2014

Als je kleinzoon aan de andere kant van de wereld wordt geboren, ga je daar natuurlijk naar toe. De mijne werd geboren op de elfde september 2014; een beladen datum. Hij is gelukkig nog te klein om dat te beseffen.
De andere kant van de wereld is in dit geval Olympia, hoofdstad van de staat Washington. Mijn dochter woont daar sinds kort en het is de eerste keer dat ik er kom.

Tot voor kort was Amerika voor mij synoniem aan New York.
Hier ontdek ik dat Amerika zoveel meer is. Halverwege de 19e eeuw kwamen hier de eerste kolonisten aan na een lange tocht met huifkar vanaf de oostkust. Mensen die oorspronkelijk uit het oude Europa kwamen en hier een nieuw leven startten. Zoals de bierbrouwer Schmidt die aan de Tumwater waterval een bierbrouwerij bouwde die werd gesloten tijdens de drooglegging maar door zijn kinderen en kleinkinderen weer werd geopend en het tot 2003 volhield. Overal in Olympia zie je Duitse, Scandinavische en Nederlandse namen. Bijna iedereen die ik tegenkom heeft drie of vier generaties geleden wortels in Europa.
De geschiedenis is kort en lijkt bovendien pas te beginnen als de kolonisten zijn gearriveerd. Zeker, er woonden indianen. Maar die hebben hun rechten afgekocht in ruil voor land en later reservaten. Alleen indiaanse stammen mogen casino's exploiteren en als je lid bent van de stam deel je in de inkomsten. Op mijn vraag waarom de geschiedenis van de indianen geen deel lijkt uit te maken van de geschiedenis van deze streek krijg ik als antwoord dat 'ze geen enkele impact op mijn leven hebben. Indianen hebben geen geschiedenis want ze hebben niets opgeschreven. Van hun oral history resten slechts verhaaltjes'.

De huizen zijn meestal van hout. Ze doen denken aan Scandinavische huizen. Meestal veel ruimte om het huis; goed onderhouden tuinen. Sommige huizen versierd met pompoenen, welcome- borden en Amerikaanse vlaggen. Winkels lijken op bedrijfsgebouwen. Grote kubussen, binnen oneindig veel producten en buiten oneindig veel parkeerplaatsen. Alles lijkt lukraak neergezet, zonder samenhang en zonder planning. De openbare ruimte lijkt verweesd. 'Ons concept van community is heel anders dan dat van jullie', zegt de city manager van Lacey, een van de drie gemeenten hier in de buurt. Onze community is de mensen bij wie we n de buurt wonen en we willen binnen 45 minuten al onze boodschappen kunnen doen"
De city manager vertelt dat de gemeente, 44.000 inwoners, een budget van 37 miljoen heeft. Vrijwel alle inkomsten komen binnen via lokale belastingen. Geld van de county, de staat of de federale overheid krijg je alleen als je voldoende competitief bent om in aanmerking te komen voor 'Grants'. De drie gemeenten Olympia, Lacey en en Tumwater werken samen om zoveel mogelijk geld binnen te halen.
Kerntaken van de gemeente zijn openbare orde en veiligheid, infrastructuur, openbaar vervoer en 'economische en ruimtelijke ontwikkelingen stimuleren. De stad Lacey heeft zelf 55 politieagenten in dienst. De meeste zijn afkomstig uit Lacey. Naar eigen zeggen is Lacey een hele veilige gemeente. De stad besteedt veel aandacht aan parken en sportvelden. In de parken staan picknickplaatsen inclusief barbecue en veel kinderspeelplekken.
Ook Olympia heeft parken maar die worden deels bewoond door mensen met psychische en/of verslavingsproblemen. In de jaren 80 zijn de grote instellingen afgebouwd en is gedwongen opname verboden. Het resultaat is dat veel mensen eigenlijk aan hun lot zijn overgelaten. De gemeente heeft geen instrumenten om hen van straat te halen en op te vangen. De drie gemeenten geven in totaal 80.000 dollar aan instellingen als het leger des Heils om iets aan opvang te doen.
Onderwijs gaat geheel buiten de gemeenten om. Er zijn schooldistricten met een rechtstreeks gekozen bestuur. In de staat Washington scoren scholen over het algemeen goed. Als je verder dan een mijl van je school woont, word je opgehaald met de schoolbus.
Ook social security is geen beleidsterrein van de gemeente. Op mijn vraag of er dan in ieder geval samenwerking is met al die overheidsdiensten, is het antwoord dat de verkokering enorm is. Dat leidt tot veel bureaucratie en het verschil tussen de gemeentelijke en de andere overheidsdiensten klinkt me bekend in de oren: 'we care about our people' 



In het community centre voor ouderen tref je eigenlijk alleen arme en eenzame ouderen. De andere ouderen wonen in een soort 'gated community' Koophuizen alleen voor 55+ rondom voorzieningen, inclusief een verpleeghuis. Alles ziet er spic en span uit maar het voelt vreemd om door een hele wijk ( 900 huizen) te lopen met uitsluitend ouderen.
De burgemeester wordt rechtstreeks gekozen en een college van B&W kent men niet. Wekelijks vergadert de burgemeester met de 8 leden van de raad en samen vormen zij het bestuur Van de stad. Raadslid zijn is een parttime functie.
Aarzelend bekent de citymanager dat de relatie politiek bestuur en ambtelijk apparaat niet altijd gemakkelijk is. 'Als het om uitvoering gaat zijn democratische besluitvormingsprocessen niet altijd de meest efficiente', zegt hij voorzichtig.

De drie gemeenten hier hebben voor 20 functies gemeenschappelijk regelingen gemaakt, waaronder vuilnisophaal'
Hier is zelfredzaamheid uitgangspunt en de overheid wordt niet vertrouwd. Dat leidt tot vitaliteit en ondernemerszin maar ook tot schraalheid in de openbare ruimte en verkokering van overheidsdiensten. Het eigen belastinggebied leidt tot grote verschillen tussen arme en rijke gemeenten. De verantwoordelijkheden van de gemeente zijn bovendien beperkt tot een aantal kerntaken.
Met de decentralisaties kunnen we in Nederland de verkokering doorbreken maar de afhankelijkheid van de landelijke overheid Is bij het ontbreken van een eigen belastinggebied veel groter.
Bij ons is het vertrouwen in de overheid groter dan hier maar misschien blijft dat samengaan met een gemeentelijke overheid die in positie wordt gebracht om de zelfredzaamheid van haar inwoners te vergroten.

Wij hebben professionele fulltime politieke bestuurders. Hier kunnen inwoners veel vaker en voor veel meer functies Rechtstreeks hun vertegenwoordigers kiezen maar dat leidt niet tot meer vertrouwen in de overheid.
Mijn kleinzoon zal hier opgroeien, naar school gaan en Amerikaan zijn. Zal hij zich later in Nederland net zo verwonderen als ik in deze weken in de staat Washington aan de westkust van Amerika. 

vrijdag 5 april 2013

Bij mijn afscheid van de Rotterdamse Raad op 4 april 2013


Bij mijn afscheid van de Rotterdam Raad op 4 april 2013
Jantine Kriens

Begin vorige eeuw moest mijn oma, na de dood van haar vader als elfjarige van school om geld te verdienen in een dienstje in Rotterdam Kralingen.
1 keer per jaar mocht ze naar huis in Brielle.
In het vooroorlogse Rotterdam danste ze de sterren van de hemel op de spiegelvloer van Pschorr en genoot ze van haar vrijheid.

Bij haar huwelijk met mijn opa moest de rechter eraan te pas komen omdat zij als katholiek en protestant niet mochten trouwen.
De jongste van hun drie kinderen was mijn vader, die in 1929 in Crooswijk werd geboren.
Hij groeide op in de crisisjaren en de oorlog; met een invalide vader en een zieke broer.
Voor de centenschool was geen geld en dus moest hij naar de klompenschool. Daarna naar de ambachtschool, want het Libanonlyceum ”was niet voor ons soort mensen”.

De armoede belette mijn oma niet om vast te houden aan haar ambities; het huis op orde, netjes gekleed en mijn kinderen zullen het beter hebben dan ikzelf.

Negen jaar na de oorlog werd ik in het huis van mijn grootouders geboren als oudste kind van mijn Rotterdamse vader en Amsterdamse moeder. De woningnood van de jaren vijftig maakte inwoning noodzakelijk.
Mijn ouders waren vastbesloten de toekomst beter te maken.
dat is ze gelukt.
Het verhaal van mijn grootouders  en ouders  is het verhaal van veel Rotterdammers.

Ik keerde in 1981 terug naar Rotterdam als beleidsmedewerkster educatie culturele minderheden in het onderwijs.
Het was de tijd van de permanente tijdelijkheid; de illusie dat migranten weer terug zouden gaan en daarop voorbereid moesten worden.
Het was de tijd dat je door het Oude Noorden liep en de vitrages zag verdwijnen.
Onderwijs was de sleutel naar de toekomst en scholen zouden het verschil maken.
Dat gold toen en dat geldt nog steeds.
Na twee jaar werd op mijn afdeling een herplaatsingskandidaat geplaatst. Namens de collega’s tekende ik protest aan omdat er toch minstens een sollicitatieprocedure aan vooraf had moeten gaan.
Dat protest werd genegeerd maar de ontmoeting leidde tot een verbintenis die nu al dertig jaar duurt.
In 1998 was het mooi geweest.
Bij mijn afscheid kreeg ik van Noor Samkalden, toen directeur van de dienst Werkstad en een goede vriendin, een ets van het stadhuis. Omdat je weer terugkomt”, zei ze.
Die terugkeer regisseerde ze zelf.
Noor werd ernstig ziek en meldde de Rotterdamse PvdA dat ze mij moesten vragen voor de verkiezingen van 2002.
Als kind van oud minister en oud burgemeester Ivo Samkalden zag ze de politicus in mij die ik zelf niet wilde zien.
“laat mij maar in de coulissen dan vertel ik wel wat ze op het podium moeten zeggen”, zei ik altijd tegen haar.
Toen na haar dood die vraag inderdaad werd gesteld, kon ik geen nee zeggen.
En zo werd ik politicus tegen wil en dank.

De verkiezing van 2002 is een breekpunt in de geschiedenis van Rotterdam en de Rotterdamse PvdA.
Vanuit het niets haalde Fortuyn met Leefbaar Rotterdam 17 zetels, twee meer dan de PvdA..
Pas op dat moment begreep ik waarom ik de in politiek was gegaan.
Deze raadszaal was de plek waar niets meer vanzelfsprekend was. De lokale democratie, onze visie op de stad, onze idealen, alles moesten we opnieuw uitvinden.
Het zijn Iconische beelden , die op mijn netvlies gebrand staan;
Fortuyn met een halo van cameralichten, schrijdend door de burgerzaal.
Fortuyn die achter het spreekgestoelte zijn eerste motie indient en aandoenlijk stuntelt als hij die op een zilveren blaadje moet leggen, door de bode gedragen.
De avond van de moord.
De onwezenlijke sfeer in het stadhuis.
Het verdriet, vooral van de mensen van Leefbaar Rotterdam.
De muur van het stadhuis, bedolven onder knuffels, briefjes en kaarsen.
De begrafenis in de kerk.
De spreekkoren buiten die tot in de kerk doordringen.
Wim Kok die niet mag spreken en steeds verder in elkaar lijkt te krimpen.
In de jaren daarna hebben we heftige debatten. Over hoofddoekjes, over buitenlanders, over Turken en Marokkanen, over terrorisme en over de Islam.
Heftige en dikwijls pijnlijke discussies.
Ik realiseer me dat democratie juist bedoeld is om de discussie van de straat te vertalen en tot nieuwe standpunten te komen die voortkomen uit de ontmoeting tussen andersdenkenden.
In 2006 neemt de Rotterdamse PvdA weer zitting in het college en mijn partij geeft me de kans wethouder en loco burgemeester te worden.
Ik voel het als een grote eer en verantwoordelijkheid.
Achteraf was die eerste periode een tijd van onbegrensde mogelijkheden.
We voerden de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in op onze eigen Rotterdamse manier en werden nauwelijks begrensd door de beschikbare middelen.
Vanuit het niets bouwden we een infrastructuur op om huiselijk geweld te bestrijden.
we realiseerden ruim 20 nieuwe opvanglocaties om dak- en thuislozen van straat te halen en nieuwe perspectieven te geven.
In november 2009 gaat collega Bolsius ziek naar huis op de dag van de begroting en besluit ik het van hem over te nemen.
Ik heb me vaak afgevraagd waar ik het lef vandaan haalde.
Vanaf dat moment neem ik de portefeuille financiën en organisatie over.
Ik realiseer me dan dat het nastreven van idealen ook een harde kant heeft. De politiek van de goede bedoelingen is niet genoeg.
De crisis is een jaar aan de gang en niet meer beperkt tot de financiele wereld. Aan de horizon stapelen zich donkere wolken op.

Na de verkiezingen van 2010 vraagt mijn partij mij om wethouder financiën en organisatie te worden en ik zeg ja.
Ik ben mij ervan bewust dat ik de grootste bezuiniging sinds de tweede wereldoorlog door moet voeren en dat ik verantwoordelijk zal zijn voor een enorme reorganisatie, die er o.a.toe gaat leiden dat duizend ambtenaren hun werk verliezen.
Na een jaar hangen de donkere wolken boven ons hoofd en is wegkijken geen optie.
We verdubbelen de bezuinigingsopgave en het aantal ambtenaren dat ander werk moet zoeken.
Nu, weer twee jaar later, kunnen we constateren dat de ingrepen resultaat hebben.
Maar dat is niet zonder pijn gegaan.
Pijn van de mensen in de cultuur en de welzijnssector die zich met hart en ziel hebben ingezet voor de Rotterdammers.
Zij verloren hun baan omdat wij de subsidie stopten.
Pijn van de honderden ambtenaren van wie het tijdelijk contract niet werd verlengd, in weerwil van hun inspanningen voor de stad hebben verricht.
Pijn en onzekerheid.
Onzekerheid van de mensen die niet in aanmerking bleken te komen voor een uitkering.
Onzekerheid voor bijna al onze ambtenaren die niet langer zeker waren van hun werkplek ongeacht de kwaliteit van hun werk.
Het was niet altijd makkelijk en toch heb ik nooit getwijfeld aan de noodzaak van al deze ingrepen.
De crisis is geen tijdelijk dal; het wordt nooit meer zoals het was.
De tijd is voorbij dat de overheid genoeg geld heeft om politieke idealen te realiseren zonder prioriteiten te stellen.
Ik geloof bovendien in de veerkracht van Rotterdam en de Rotterdammers.
Gisteren in dat mooie artikel in Trouw zag ik precies dat bevestigd:
 “Rotterdammers zijn weer trots op hun stad”, en “Je bent gek als je nu Rotterdam verlaat”.
Ik verlaat jullie, maar niet Rotterdam.
Het Rotterdam van mijn oma bestaat niet meer.
De stad waar mijn kinderen zijn opgegroeid heeft zich in hoog tempo verder ontwikkeld.
Ik heb daar mijn bijdrage aan mogen leveren, samen met talloze anderen.
Wat mij bij zal blijven zijn de vele ontmoetingen.
Herman Holleboom, oud directeur van de Hildegardis die me leerde dat de werkelijkheid in de school altijd weer anders is dan je bedacht hebt.
Fortuyn, van wie ik leerde dat de samenleving verweesd raakt als de politiek alleen nog lege woorden heeft.
Van wie ik leerde dat niets vanzelfsprekend is en dat je moet staan voor waar je echt in gelooft.
Theo Lubbe, die onlangs overleed en hier jarenlang elke raadsvergadering in zijn rolstoel bijwoonde.
Die me leerde dat je pas weet hoe het voelt als je zelf in een rolstoel zit.
Die onvermoeibaar, samen met Corrie, streed voor ervaringsdeskundigheid in het WMO beleid.
De man die na jaren op straat geleefd te hebben, mij in de kamer ontving waar hij zijn zelfrespect terugvond.
De vrouw die na 18 jaar huwelijk op de binnenvaart besloot dat mishandeld worden niet normaal is. Zij deed aangifte en was 1 van de eersten bij wie het huisverbod werd toegepast.
Zij leerde me ook hoe moeilijk zo’n stap is en hoe eenzaam je bent als de dominee je zegt dat je man nu eenmaal temperamentvol is.
De ambtenaar die jarenlang met hart en ziel had gewerkt aan een beter Rotterdam en nu moest aanvaarden dat zijn werk werd opgeheven.
En nog veel meer mensen…
Ik heb het nog niet gehad over de mensen dichtbij.
Het team dat me al die jaren in staat stelde wethouder te zijn. Dankjewel Arjanne, Anja en Bert, Elma, Nathalie en Eline, Bilal, Gerben en David. Ik zeg het Obama na: ÿou lifted me up.
Ik heb het ook nog niet gehad over de mannen en vrouwen die altijd meelopen op de achtergrond en die het eerder dan ikzelf in de gaten hadden als het even moeilijk was. “vandaag een omeletje, wethouder?
Over de mannen bij wie ik in de auto tot rust kwam en met wie ik even kon praten over het leven van alledag.
Dank jullie wel
Jullie zorgden ervoor dat ik mezelf kon blijven en dat ik me bij jullie thuis kon voelen.
De vele ontmoetingen met ambtenaren, raadsleden en collega wethouders tenslotte.
Ik ga ze niet allemaal benoemen. Van sommigen neem ik later nog afscheid. Alle anderen: dank voor de samenwerking deze jaren.
Twee mensen wil ik apart noemen.
De eerste is Jan Schonk.
De afgelopen jaren zeiden mensen soms tegen me “met zulke vrienden heb je geen vijand meer nodig’.
Jan was altijd scherp en kon het me heel moeilijk maken. Juist daardoor hielp hij me scherp te blijven en er steeds weer een tandje bij te zetten.
Jan is het soort vriend die je grootste criticaster is maar als het erop aan komt naast je staat
De tweede is Winfried Houtman, directeur DMC en lid van de concerndirectie.
Dat ik die dag in november 2009 het begrotingsdebat van collega Bolsius overnam, was achteraf een keerpunt in mijn politieke loopbaan.
Ik durfde dat aan dankzij Winfried.
Ik wist dat we elkaar vertrouwden en er samen, ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid, uit zouden komen.
En zo gebeurde het.
Dat vertrouwen is nooit geschaad in de jaren daarna.
Dankjewel voor de samenwerking
Achter mij ziet u - naast de herplaatsingskandidaat die al dertig jaar mijn maatje is -mijn moeder, onze oudste dochter en onze kleindochter.
In New York is onze jongste dochter hier aanwezig via internet.
Vier generaties na mijn Rotterdamse oma.
Van hen heb ik geleerd dat je altijd deel uitmaakt van een groter geheel.
Wat ik achterlaat komt nu binnen op uw Ipad.
Ik geef u twee gedichten mee:
Te Rotterdam ben ik geboren van Jan Prins en Rotown magic van Jules Deelder.
Twee gedichten die voor mij verleden, heden en toekomst van Rotterdam verbeelden.
Tenslotte geef ik u de vertalingen mee van de Latijnse teksten in dit huis.
Na ruim dertig jaar verlaat ik ook dit stadhuis.
In al die jaren ontdekte ik steeds weer iets nieuws in dit prachtige gebouw.
Via de teksten op vele plekken heeft het stadhuis mij toegesproken.
Luister goed naar dit gebouw en koester de kracht van deze stad.
Het ga jullie goed, ik ga weer verder






zaterdag 5 mei 2012

mijn 1 mei speech bij het Spiekmanmonument

Partijgenoten en andere belangstellenden


Iets meer dan een eeuw geleden verruilde Spiekman de gemeenteraad van Rotterdam voor Provinciale Staten van Zuid Holland en de Tweede Kamer. Hij was ruim tien jaar raadslid.

Hoe zag het er een eeuw geleden uit?  Dankzij Spiekman was men zich ervan bewust geworden dat levensomstandigheden van veel Rdammers moesten verbeteren. Er was een prijsvraag uitgeschreven voor het nieuwe stadhuis en waarschijnlijk was de buurt waar dat stadhuis moest komen al gesloopt.

De Titanic was gezonken en vlak daarna bouwde Fokker zijn eerste vliegtuig.

Zou de eerste wereldoorlog zijn schaduw al vooruit hebben geworpen? Was het een een tijd van hoop en venieuwing of van angst en onzekerheid? Dat weten we niet. Hoe een tijd voelt kun je niet terughalen al zie je duizend beelden.

Zou Spiekman hier 1 mei hebben gevierd. En dacht hij dan aan de Rdammers of was voor hem die dag speciaal voor de internationale solidariteit?
Ging het om de 8 urige werkdag, om kiesrecht, om riolering en leefomstandigheden? Ik denk dat het om al die dingen en nog veel meer ging

Vandaag, 100 jaar later, vieren we nog steeds 1 mei hier in Rdam, sinds 1923 bij dit monument ter nagedachtenis aan Hendrik Spiekman

Vandaag hebben we kiesrecht, 36 urige werkweken, minimumloon en volop kansen op een opleiding. spiekman zou zich in een paradijs voelen ten opzichte van de situatie van 100 jaar geleden.

En toch staan we hier nog steeds, elk jaar weer.  Net als 100 jaar geleden is de wereld in een steeds sneller tempo aan het veranderen. Wat we vandaag leren is morgen verouderd en vrijwel niemand zal meer 40 jaar bij dezelfde baas volmaken.

Werken is nog net zo belangrijk,  maar 100 jaar geleden leverde werken niet voldoende op om in de basisbehoeften van jezelf en je naasten te voorzien. Daar ging de strijd toen vooral om.
Vandaag werken we veel minder, hebben we CAOs en een minimumloon. Maar juist daardoor zien we vandaag misschien wel veel beter dan toen, dat werken veel meer is dan voorzien in je basisbehoeften. Door te werken leer je anderen kennen, ontwikkel je jezelf en groeit je gevoel van eigenwaarde.

Mensen die werken zijn gezonder en ervaren een gelukkiger leven. Dat is een kant van werken die lang is onderschat. Mensen zo snel mogelijk weer aan het werk krijgen bij ontslag door afspraken met werkgevers te maken en liefst te voorkomen dat mensen in een uitkering komen. Dat is waar we in Rdam volop op inzetten. Natuurlijk zijn er mensen die niet zo makkelijk een werkgever vinden. Dan leveren zij op een andere manier een bijdrage want iedereen kan iets en iedereen is nodig. Ook daar zetten we op in in het besef dat werken mensen gezonder maakt.

En ondertussen dient zich een nieuwe groep aan voor wie de 8 urige werkdag geen vanzelfsprekendheid is, maar nu andersom. Hoeveel jongeren hebben 0 uren contracten en zijn afhankelijk van een werkgever die niet alleen het eign belang voelt maar weet dat je van 10 uur per week niet rond iunt komen.  Hoeveel mensen zijn zzper en afhankelijk van voortdurend wisselende omstandigheden.

Flrxibiliteit is belangrijk omdat ontwikkelingen zo snel gaan. Maar de lasten worden nu eenzijdig bij jongeren gelegd terwijl we de rechten van ouderen beschermen. Meer evenwicht in de arbeidsmarkt en dat gleldt zowel voor hoog opgeleide als voor laag opgeleide jongeren.

Dat zien we niet alleen in Nederland en hier bij ons in Rdam. In heel Europa lijden jongeren het meest onder de crisis. In Spanje is 40% van de jongeren onder 25 jaar werkloos. In Portugal en Griekenland gaat het diezelfde kant op.

Keren we ons om omdat het zo ver van ons bed is? Nee, ik weet zeker dat Spiekman zich vandaag druk zou maken over de vraag hoe we de wereld overdragen aan onze kinderen en kleinkinderen.

In die eeuw sinds Spiekman is erzoveel bereikt. Niet alleen hier maar in heel Europa. Dat kon dankzij voortdurende groei sinds wo2. Die groei lijkt er voorlopig even uit. De belangrijkste vraag is of we met beperkte groei ruimte willen maken voor jongeren, hier en elders in Europa. Dat lukt alleen als we bereid zijn verworven rechten ter discussie te stellen en te zien dat mensen in zuid Europa in hetzelfde schuitje zitten als wij. Dat lukt alleen als we, net als Spiekman 100 jaar geleden,  strijden voor een betere toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen.

Eerlijk delen gaat niet alleen over arm en rijk, maar ook over jong en oud, over sterk en minder sterk, over gezond en minder gezond. Eerlijk delen gaat eigenlijk over een samenleving, een stad als Rotterdem, die veerkrachtig genoeg is om eerlijk te delen, ook als het minder gaat. Een stad die weet dat onze plek in de wereld onlosmakelijk is verbonden met die van anderen in Europa en elders.

Op 12 september zullen de verkiezingen daarover gaan. Zijn we in staat de wereld beter over te dragen aan onze kinderen en kleinkinderen of sluiten we de deuren in zelfgekozen isolement en begrenzen we daarmee hun toekomstmogelijkheden?

Tien jaar na Fortuyn


Dat het alweer tien jaar geleden is.....

Ik denk niet dat hij zich bewust was van mijn aanwezigheid in de raadzaal. Ik was deel van dat vreselijke PvdA-blok. “Zo'n rooie heks”, dacht ie vast.
Ik zag z’n blauwe ogen aan de andere kant van de zaal. De camera's die voortdurend om hem heen zweefden. De cameraklikken toen hij de eed uitsprak. Die aandoenlijke scene met het zilveren bordje. Dat hij geen idee had wat ie daarmee moest toen hij achter het spreekgestoelte een motie indiende.

En dat door zijn aanhangers voortdurend herhaalde 'ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg'. Ja, en dan? Vroeg ik mezelf steeds af. Maar het klimaat was zo dat ik dat maar niet hardop zei. Wij van de PvdA moesten ons vooral oefenen in nederigheid. Wij hadden er een zooitje van gemaakt en zij zouden eens even laten zien hoe het moest. In de politiek krijg je alles terug. Jarenlange arrogantie met een absolute meerderheid moest worden terugbetaald.

En toen kwam ik op 6 mei thuis en riepen de kinderen me tegemoet dat meneer Fortuyn was vermoord. Met mijn jas nog aan ging ik voor de tv zitten. Dat ene been zo hulpeloos onder zich zal ik nooit vergeten. Naar het stadhuis was het enige dat ik kon bedenken. Om 7 uur bleek de hele fractie aanwezig. Net als alle andere fracties. Wat nu? Het was Hans Kombrink die het sterkst het gevoel had te moeten handelen. Hij ging naar de fractie van Leefbaar Rotterdam om hen te condoleren. Wit weggetrokken kwam hij terug. Hij was de fractiekamer uitgeschopt. Jij bent de schuldige hadden ze hem toegeroepen.

We maakten een persbericht en volgden het nieuws. Vlak daarna wist de burgemeester de fractie van Leefbaar Rotterdam tot rust te brengen door met hen te bidden.
De sfeer in het stadhuis was zoals ik me voorstel dat je je voelt in het oog van de orkaan. Ik herinner me Pastors die boven op de omloop leunde op de balustrade en volkomen verbijsterd leek. We hadden elkaar nooit gesproken maar ik voelde goed dat Pim Fortuyn veel voor hem betekende.

Later op de avond werden tafeltjes neergezet waar mensen konden condoleren. Niet alleen de burgemeester, maar ook de bodes van het stadhuis vonden het belangrijk dat het stadhuis open bleef zo lang als nodig was. De hele nacht door kwamen mensen hun handtekening zetten. Half Rotterdam leek uit te lopen. De dagen daarna ging dat nog door en de muur van het stadhuis, onder de kamer van de burgemeester, werd bedolven onder knuffels, gedichten en bloemen. Ik heb er uren gestaan. Ik herinner me een man die met betraand gezicht zei dat dit nog veel erger was dan de dood van zijn vader. Alsof alle hoop in Fortuyn was samengebald en er nu niets meer over was.

De stille tocht. Als PvdA bleven we maar een beetje aan de zijlijn want als ze je herkenden kreeg je alle gif en boosheid over je heen. Toch vonden we dat we mee moesten lopen. Hij was immers ook onze collega in de raad en deze moord was toch ook een aanslag op alle politici?

En toen kwamen de dagen dat hij lag opgebaard in de bisschopskerk. Die grote witte kist, aan de bovenkant open. Het diepe verdriet van al die mensen die erlangs liepen.
Ik woonde aan de Heemraadssingel, precies tussen zijn huis aan het G.W. Burgerplein en de Bisschopskerk

In de kerk was een ruimte gereserveerd voor raadsleden. Voor de kerk stond een schreeuwende menigte. Op het bordes stond ik naast de fractievoorzitter van Groen Links. Op dat moment werden ook wij mikpunt van de menigte.
Binnen was het een wonderlijke sfeer. Sommigen, Kok, Rosenmuller kwamen via de achterdeur omdat zij gevaar zouden lopen via de voordeur.

Op mijn netvlies staat nog dat beeld van Wim Kok. Midden op de voorste rij. Buiten spreekkoren: “Wim Kok dood”. En elke keer zag ik hem in elkaar krimpen. Spreken mocht hij niet. Dat was voorbehouden aan de bisschop, de familie. Ik denk dat hij het zelf ook als een vernedering heeft ervaren maar het doorstond omdat hij het als zijn morele plicht voelde en omdat het onderdeel was van het ritueel waar hij deel van uitmaakte

Ik werd in die kerk maar door één gedachte beheerst; wat moet Fortuyn eenzaam zijn geweest. Bij de dood van publieke fuguren zie je soms een glimp van hoe die mens werkelijk was. Een kind, een broer, een vriend deelt herinneringen die even in het publieke domein worden gebracht en je ontroeren.
Niets van dit alles in de dienst voor Fortuyn. Althans, ik hoorde niets van dat alles. Onder elke zin, elk woord zag ik slechts de man die minister-president had moeten worden volgens zichzelf en anderen. En de zittende minister-president kromp bij elk schreeuw die de kerk inkwam, verder ineen.

Daarna ging de kist per auto naar Velsen. En overal rijen mensen. Mensen klapten als de auto met de lijkkist voorbijkwam. Een nieuw ritueel was geboren.

De eerste raadsvergadering na de moord, werden bloemen voor zijn lege raadszetel gezet en er kwam een plaatje met zijn naam. In een bijzondere raadsvergadering werd hij herdacht onder andere door onze fractievoorzitter Bert Cremers. Later zei Bert dat het het moeilijkste was wat hij ooit had gedaan. Hij deed het fantastisch en ook Sörensen had tranen in zijn ogen.

Ik herinner me ook die taxichauffeur in de nacht na de landelijke verkiezingen. Grieks van afkomst en tegen islamitische immigratie. Tot drie uur die nacht stonden we voor mijn huis. De motor draaiende maar de meter gelukkig uit. Jullie van de PvdA hebben hem vermoord. Ik vroeg door en probeerde erachter te komen waarom de man zo boos op ons was. De Marokkanen, de verloedering het niet gehoord worden, de taxi oorlog alles kwam langs. En toen ik hem vroeg waarom hij dacht dat Fortuyn het wel allemaal anders zou doen was het antwoord: “Iemand die hoogleraar is, een butler heeft, iemand die zo geleerd is en dan voor mij opkomt. Dat raakte me zeer. IZo’n deftig iemand die voor mij opkomt.
k vroeg door en toen kwam er een lange uiteenzetting over numerologie. Ik kan het zoveel jaren later niet meer herhalen maar het ging over 33, de leeftijd van Jezus, de dag van de moord en al die cijfers klopten met elkaar en voor de taxichauffeur was het allemaal het bewijs dat Fortuyn hem uit de ellende zou verlossen.

Een paar jaar geleden riep iemand op de markt mijn naam. “Dag mevrouw Kriens, ik ben die taxichauffeur van jaren geleden met Fortuyn, weet u nog?” Ik antwoordde dat ik het me nog goed herinnerde. “Ik ben u blijven volgen mevrouw Kriens”, en hij vertelde mij eerlijk hoe hij vond dat ik het deed. Op de een of andere manier raakte mij dat net zozeer als alles wat ik de afgelopen jaren aan positieve en negatieve feed back heb gekregen.

De erfgenamen van Pim in parlement en regering maakten er een zooitje van maar dat gold niet voor zijn erfgenamen hier in Rotterdam. Soms konden ze profiteren van wat eerder in gang was gezet. Maar ze maakten wel degelijk doorbraken. Het interessante is dat ze daarmee in feite weer lieten zien dat de samenleving wel degelijk maakbaar kan zijn en dat politiek over willen gaat en niet over de kunst van het haalbare.

Wat ik nooit heb begrepen is dat de reactie van sommige partijen op de Fortuyn revolte was dat we 'de wijken in' moesten en opnieuw moesten leren luisteren. Fortuyn luisterde niet, want hij was niet van het ‘u vraagt wij draaien’. Hij ging vóór en juist dat maakte hem de gedroomde, zo u wilt messianistische leider. Misschien is een deel van de politieke fragmentatie en verwarring sinds Fortuyn wel gelegen in het misverstand dat Fortuyn de kloof tussen politiek en volk overbrugde door alleen maar te luisteren. Hij verhaalde en verleidde met een gedachtegoed dat hij in lange jaren had opgebouwd



dodenherdenking bij de Paasheuvel


geachte aanwezigen

Om te beginnen wil ik u danken voor uw uitnodiging om hier te spreken. Voor mij persoonlijk  is de Paasheuvel een betekenisvolle plaats. Zoals de meesten van u weten hebben mijn ouders Tinie Tak en Ton Kriens,  elkaar hier leren kennen als AJC leden. Als kind hoorde ik de verhalen over de kampwinkel waar mijn moeder werkte en de wandelingen die ze samen maakten met een klein meisje, Jantine. U begrijpt, zelfs mijn voornaam komt hier vandaan.

In mijn tienertijd werkte ik zelf hier op het terrein van de Stichting voor Zon en Vrijheid als vrijwilliger in de Algemene Hulpdienst. Ook voor mij zijn de Paasheuvel, de Zonnehal, het Rode Valkennest, plaatsen uit mijn jeugd.

De AJC van mijn ouders was de AJC van na de oorlog. De AJCers die we hier herdenken werden  lid in de jaren twintig en dertig.


 Een paar jaar geleden sprak ik met Ruud Lubbers over de wortels van mijn ouders in de AJC. “dan ben je dus van de culturele tak’, reageerde hij. Ik realiseerde me eigenlijk toen pas dat de AJC meer dan de andere leden van de rode familie de nadruk legde op vorming van en door de gemeenschap. Je leeft niet voor jezelf maar voor iets dat groter is dan jijzelf bent.

Vanuit het perspectief van 4 mei valt mij weer op hoe optimistisch de idealen van die vooroorlogse AJC waren; ‘De wereld omspannen met vriendschap’, ‘de mens is goed’ en ‘een wereld van licht en vrij’.

Marja Vuysje beschreef onlangs in het Historisch Nieuwsblad de geschiedenis van haar  familie. Zij is in het kostbare bezit van vooroorlogse familie fotoboeken waarin de AJC een belangrijke rol speelt. Ze verbaast zich over het feit dat eigenlijk nergens uit het fotoboek van haar oom Louis blijkt hoe diep de economische crisis van de jaren dertig ook Nederland raakte, of dat er in Duitsland iets zorgwekkends aan de hand was.
Ik citeer:

integendeel, het album wordt gedomineerd door foto’s van blije – vaak joodse – AJCers, en het lijkt erop dat oom Louis zich thuisvoelde bij de Rode Valken, zoals de aanhangers van de AJC zichzelf noemden. Ontspannen zit hij hij in 1931 op een hooiberg; vrolijk lachend zit hij bij een groepje dat volgens het bijschrift van 1933 deelnam aan ‘planten zoeken in Castricum’; geconcentreerd schilt hij tijdens een AJC kamp in 1934 samen met twee meisjes een enorme pan aardappels.

Op veel foto’s is mijn oom moeilijk te ontdekken tussen alle anderen. In het emancipatiestreven van de sociaal democratische jeugdbeweging stond niet alleen het individu, maar de groep centraal, en dat is aan zijn album duidelijk af te zien. Net zo duidelijk als de positieve levenshouding die hem werd bijgebracht. Zijn fotoboek lijkt een ode aan het sociaal democratische motto “de mens is goed”en de Rode Valken die erin staan, lijken ervan overtuigd dat ‘de wereld licht en vrij’ die zij in hun clublied bezongen op een haar na was bereikt’.

Marja Vuysje beschrijft hoe zich in het gezin van haar vader een tweedeling voordeed in die jaren dertig. Aan de ene kant haar vader, een broer en een zus die hun eigen weg gingen en de AJC vooral zagen als een club van meisjes zonder lippenstift en veel verplichtingen en veel corvee waarvoor je vroeg uit je bed moest.

Aan de andere kant de drie andere ooms\: “Voor mijn drie ooms was de AJC de belangrijkste bron van integratie in een niet Joodse wereld. Meer dan de andere gezinsleden omarmden ze het hoopvolle credo ër is maar één land: de wereld. Er is maar één volk: de mensheid”.

Terwijl, ook in de AJC, in de jaren dertig het besef van een fascistische dreiging groeide, liet de oom van Marja Vuysje zich vooral leiden door de ‘bildungsidealen’ waarmee hij was opgegroeid.

Zo werd bijvoorbeeld in 1933 een vrijheidskamp gehouden hier op deze plek. Het was bedoeld als een manifestatie tegen het fascisme. Ook van dat kamp heeft Marja Vuysje foto’s teruggevonden in het fotoboek van haar oom Louis. De sterkste verwijzing naar de situatie in Duitsland is het onderschrift van een foto waarop hij dwarsfluit speelt  “Vrolijke musinci blijven bestaa en iets verderop, bose menschen haben keine lieder”



Louis Vuysje is een van de namen op de gedenksteen hier bij de Paasheuvel


Sinds de moord op Louis Vuysje en zoveel anderen, worstelen we met de grote idealen waar Louis Vuysje zo in geloofde. Kun je na de shoa nog beweren dat de mens goed is en dat we de wereld omspannen met vriendschap?

Mijn eigen antwoord  is dat er geen keus is. De enige optie om de wereld leefbaar te houden is dat we blijven geloven dat het anders kan. Dat de mens goed kan zijn en dat we de wereld kunnen omspannen met vriendschap. En tegelijkertijd maken we de wereld alleen maar beter als we scherp oog blijven houden voor de paradoxen en dilemma’s. Als we onder ogen blijven zien dat mensen in werkelijkheid slechte dingen kunnen doen en vriendschap nooit vanzelfsprekend is. Dat idealen richting geven aan het dagelijks handelen maar nooit bereikt zullen worden omdat utopien niet bestaan. Dat we altijd macht en tegenmacht moeten organiseren en het evenwicht moeten vinden tussen individuele vrijheid en de gemeenschap. Dat dat een eeuwige strijd is die nooit beslecht zal worden.

Ik wil tot slot twee verhalen met u delen die ik als kind dikwijls van mijn vader Ton Kriens heb gehoord.
Het eerste verhaal speelde zich hier af, in het openluchttheater van de Paasheuvel. Tijdens een van die lekenspelen waar mijn vader zo van hield, brak een onweer los. En terwijl de regen uit de hemel stroomde stak niemand een paraplu op om de eenheid van spelers en publiek niet te doorbreken. Als kind begreep ik niet goed waarom dat mijn vader zo ontroerde;  waarom zou je je nat laten regenen?

Het tweede verhaal speelt zich af in Rotterdam waar mijn vader woonde in  de tweede wereldoorlog, vlak bij de algemene begraafplats in Crooswijk. Op een dag werden enkele lijkkisten door de Rusthoflaan naar de begraafplaats gebracht en mijn vader hoorde dat het gedeserteerde soldaten waren uit het Duitse leger. Toen hij later ging kijken bleek er slechts een gietijzeren kruisje op de plaats van hun graf te staan. Geen naam, geen teken van hun individualiteit. Dat schokte hem als twaalfjarige omdat naar zijn idee die Duitsers iets goeds hadden gedaan door te deserteren uit het leger.
Twee verhalen over gemeenschap en individu. Eigenlijk twee tegenstrijdige boodschappen aan mij als kind.

Het is precies die tegenstrijdigheid die mij de afgelopen jaren heeft geholpen om in Rotterdam te blijven geloven in de idealen waarmee ik opgroeide en tegelijkertijd de werkelijkheid als uitgangspunt te nemen voor mijn dagelijks handelen.

Vandaag herdenken we Louis Vuysje en al die anderen achter de namen op deze steen. Zijn dood en de idealen waarin hij geloofde zijn onverenigbaar. En juist daarom moeten we in die idealen blijven geloven en de moord op hem en al die anderen blijven gedenken