vrijdag 5 april 2013
Bij mijn afscheid van de Rotterdamse Raad op 4 april 2013
Bij mijn afscheid van de Rotterdam Raad op 4 april 2013
Jantine Kriens
Begin vorige eeuw moest mijn oma, na de dood van haar vader als elfjarige van school om geld te verdienen in een dienstje in Rotterdam Kralingen.
1 keer per jaar mocht ze naar huis in Brielle.
In het vooroorlogse Rotterdam danste ze de sterren van de hemel op de spiegelvloer van Pschorr en genoot ze van haar vrijheid.
Bij haar huwelijk met mijn opa moest de rechter eraan te pas komen omdat zij als katholiek en protestant niet mochten trouwen.
De jongste van hun drie kinderen was mijn vader, die in 1929 in Crooswijk werd geboren.
Hij groeide op in de crisisjaren en de oorlog; met een invalide vader en een zieke broer.
Voor de centenschool was geen geld en dus moest hij naar de klompenschool. Daarna naar de ambachtschool, want het Libanonlyceum ”was niet voor ons soort mensen”.
De armoede belette mijn oma niet om vast te houden aan haar ambities; het huis op orde, netjes gekleed en mijn kinderen zullen het beter hebben dan ikzelf.
Negen jaar na de oorlog werd ik in het huis van mijn grootouders geboren als oudste kind van mijn Rotterdamse vader en Amsterdamse moeder. De woningnood van de jaren vijftig maakte inwoning noodzakelijk.
Mijn ouders waren vastbesloten de toekomst beter te maken.
dat is ze gelukt.
Het verhaal van mijn grootouders en ouders is het verhaal van veel Rotterdammers.
Ik keerde in 1981 terug naar Rotterdam als beleidsmedewerkster educatie culturele minderheden in het onderwijs.
Het was de tijd van de permanente tijdelijkheid; de illusie dat migranten weer terug zouden gaan en daarop voorbereid moesten worden.
Het was de tijd dat je door het Oude Noorden liep en de vitrages zag verdwijnen.
Onderwijs was de sleutel naar de toekomst en scholen zouden het verschil maken.
Dat gold toen en dat geldt nog steeds.
Na twee jaar werd op mijn afdeling een herplaatsingskandidaat geplaatst. Namens de collega’s tekende ik protest aan omdat er toch minstens een sollicitatieprocedure aan vooraf had moeten gaan.
Dat protest werd genegeerd maar de ontmoeting leidde tot een verbintenis die nu al dertig jaar duurt.
In 1998 was het mooi geweest.
Bij mijn afscheid kreeg ik van Noor Samkalden, toen directeur van de dienst Werkstad en een goede vriendin, een ets van het stadhuis. Omdat je weer terugkomt”, zei ze.
Die terugkeer regisseerde ze zelf.
Noor werd ernstig ziek en meldde de Rotterdamse PvdA dat ze mij moesten vragen voor de verkiezingen van 2002.
Als kind van oud minister en oud burgemeester Ivo Samkalden zag ze de politicus in mij die ik zelf niet wilde zien.
“laat mij maar in de coulissen dan vertel ik wel wat ze op het podium moeten zeggen”, zei ik altijd tegen haar.
Toen na haar dood die vraag inderdaad werd gesteld, kon ik geen nee zeggen.
En zo werd ik politicus tegen wil en dank.
De verkiezing van 2002 is een breekpunt in de geschiedenis van Rotterdam en de Rotterdamse PvdA.
Vanuit het niets haalde Fortuyn met Leefbaar Rotterdam 17 zetels, twee meer dan de PvdA..
Pas op dat moment begreep ik waarom ik de in politiek was gegaan.
Deze raadszaal was de plek waar niets meer vanzelfsprekend was. De lokale democratie, onze visie op de stad, onze idealen, alles moesten we opnieuw uitvinden.
Het zijn Iconische beelden , die op mijn netvlies gebrand staan;
Fortuyn met een halo van cameralichten, schrijdend door de burgerzaal.
Fortuyn die achter het spreekgestoelte zijn eerste motie indient en aandoenlijk stuntelt als hij die op een zilveren blaadje moet leggen, door de bode gedragen.
De avond van de moord.
De onwezenlijke sfeer in het stadhuis.
Het verdriet, vooral van de mensen van Leefbaar Rotterdam.
De muur van het stadhuis, bedolven onder knuffels, briefjes en kaarsen.
De begrafenis in de kerk.
De spreekkoren buiten die tot in de kerk doordringen.
Wim Kok die niet mag spreken en steeds verder in elkaar lijkt te krimpen.
In de jaren daarna hebben we heftige debatten. Over hoofddoekjes, over buitenlanders, over Turken en Marokkanen, over terrorisme en over de Islam.
Heftige en dikwijls pijnlijke discussies.
Ik realiseer me dat democratie juist bedoeld is om de discussie van de straat te vertalen en tot nieuwe standpunten te komen die voortkomen uit de ontmoeting tussen andersdenkenden.
In 2006 neemt de Rotterdamse PvdA weer zitting in het college en mijn partij geeft me de kans wethouder en loco burgemeester te worden.
Ik voel het als een grote eer en verantwoordelijkheid.
Achteraf was die eerste periode een tijd van onbegrensde mogelijkheden.
We voerden de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in op onze eigen Rotterdamse manier en werden nauwelijks begrensd door de beschikbare middelen.
Vanuit het niets bouwden we een infrastructuur op om huiselijk geweld te bestrijden.
we realiseerden ruim 20 nieuwe opvanglocaties om dak- en thuislozen van straat te halen en nieuwe perspectieven te geven.
In november 2009 gaat collega Bolsius ziek naar huis op de dag van de begroting en besluit ik het van hem over te nemen.
Ik heb me vaak afgevraagd waar ik het lef vandaan haalde.
Vanaf dat moment neem ik de portefeuille financiën en organisatie over.
Ik realiseer me dan dat het nastreven van idealen ook een harde kant heeft. De politiek van de goede bedoelingen is niet genoeg.
De crisis is een jaar aan de gang en niet meer beperkt tot de financiele wereld. Aan de horizon stapelen zich donkere wolken op.
Na de verkiezingen van 2010 vraagt mijn partij mij om wethouder financiën en organisatie te worden en ik zeg ja.
Ik ben mij ervan bewust dat ik de grootste bezuiniging sinds de tweede wereldoorlog door moet voeren en dat ik verantwoordelijk zal zijn voor een enorme reorganisatie, die er o.a.toe gaat leiden dat duizend ambtenaren hun werk verliezen.
Na een jaar hangen de donkere wolken boven ons hoofd en is wegkijken geen optie.
We verdubbelen de bezuinigingsopgave en het aantal ambtenaren dat ander werk moet zoeken.
Nu, weer twee jaar later, kunnen we constateren dat de ingrepen resultaat hebben.
Maar dat is niet zonder pijn gegaan.
Pijn van de mensen in de cultuur en de welzijnssector die zich met hart en ziel hebben ingezet voor de Rotterdammers.
Zij verloren hun baan omdat wij de subsidie stopten.
Pijn van de honderden ambtenaren van wie het tijdelijk contract niet werd verlengd, in weerwil van hun inspanningen voor de stad hebben verricht.
Pijn en onzekerheid.
Onzekerheid van de mensen die niet in aanmerking bleken te komen voor een uitkering.
Onzekerheid voor bijna al onze ambtenaren die niet langer zeker waren van hun werkplek ongeacht de kwaliteit van hun werk.
Het was niet altijd makkelijk en toch heb ik nooit getwijfeld aan de noodzaak van al deze ingrepen.
De crisis is geen tijdelijk dal; het wordt nooit meer zoals het was.
De tijd is voorbij dat de overheid genoeg geld heeft om politieke idealen te realiseren zonder prioriteiten te stellen.
Ik geloof bovendien in de veerkracht van Rotterdam en de Rotterdammers.
Gisteren in dat mooie artikel in Trouw zag ik precies dat bevestigd:
“Rotterdammers zijn weer trots op hun stad”, en “Je bent gek als je nu Rotterdam verlaat”.
Ik verlaat jullie, maar niet Rotterdam.
Het Rotterdam van mijn oma bestaat niet meer.
De stad waar mijn kinderen zijn opgegroeid heeft zich in hoog tempo verder ontwikkeld.
Ik heb daar mijn bijdrage aan mogen leveren, samen met talloze anderen.
Wat mij bij zal blijven zijn de vele ontmoetingen.
Herman Holleboom, oud directeur van de Hildegardis die me leerde dat de werkelijkheid in de school altijd weer anders is dan je bedacht hebt.
Fortuyn, van wie ik leerde dat de samenleving verweesd raakt als de politiek alleen nog lege woorden heeft.
Van wie ik leerde dat niets vanzelfsprekend is en dat je moet staan voor waar je echt in gelooft.
Theo Lubbe, die onlangs overleed en hier jarenlang elke raadsvergadering in zijn rolstoel bijwoonde.
Die me leerde dat je pas weet hoe het voelt als je zelf in een rolstoel zit.
Die onvermoeibaar, samen met Corrie, streed voor ervaringsdeskundigheid in het WMO beleid.
De man die na jaren op straat geleefd te hebben, mij in de kamer ontving waar hij zijn zelfrespect terugvond.
De vrouw die na 18 jaar huwelijk op de binnenvaart besloot dat mishandeld worden niet normaal is. Zij deed aangifte en was 1 van de eersten bij wie het huisverbod werd toegepast.
Zij leerde me ook hoe moeilijk zo’n stap is en hoe eenzaam je bent als de dominee je zegt dat je man nu eenmaal temperamentvol is.
De ambtenaar die jarenlang met hart en ziel had gewerkt aan een beter Rotterdam en nu moest aanvaarden dat zijn werk werd opgeheven.
En nog veel meer mensen…
Ik heb het nog niet gehad over de mensen dichtbij.
Het team dat me al die jaren in staat stelde wethouder te zijn. Dankjewel Arjanne, Anja en Bert, Elma, Nathalie en Eline, Bilal, Gerben en David. Ik zeg het Obama na: ÿou lifted me up.
Ik heb het ook nog niet gehad over de mannen en vrouwen die altijd meelopen op de achtergrond en die het eerder dan ikzelf in de gaten hadden als het even moeilijk was. “vandaag een omeletje, wethouder?
Over de mannen bij wie ik in de auto tot rust kwam en met wie ik even kon praten over het leven van alledag.
Dank jullie wel
Jullie zorgden ervoor dat ik mezelf kon blijven en dat ik me bij jullie thuis kon voelen.
De vele ontmoetingen met ambtenaren, raadsleden en collega wethouders tenslotte.
Ik ga ze niet allemaal benoemen. Van sommigen neem ik later nog afscheid. Alle anderen: dank voor de samenwerking deze jaren.
Twee mensen wil ik apart noemen.
De eerste is Jan Schonk.
De afgelopen jaren zeiden mensen soms tegen me “met zulke vrienden heb je geen vijand meer nodig’.
Jan was altijd scherp en kon het me heel moeilijk maken. Juist daardoor hielp hij me scherp te blijven en er steeds weer een tandje bij te zetten.
Jan is het soort vriend die je grootste criticaster is maar als het erop aan komt naast je staat
De tweede is Winfried Houtman, directeur DMC en lid van de concerndirectie.
Dat ik die dag in november 2009 het begrotingsdebat van collega Bolsius overnam, was achteraf een keerpunt in mijn politieke loopbaan.
Ik durfde dat aan dankzij Winfried.
Ik wist dat we elkaar vertrouwden en er samen, ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid, uit zouden komen.
En zo gebeurde het.
Dat vertrouwen is nooit geschaad in de jaren daarna.
Dankjewel voor de samenwerking
Achter mij ziet u - naast de herplaatsingskandidaat die al dertig jaar mijn maatje is -mijn moeder, onze oudste dochter en onze kleindochter.
In New York is onze jongste dochter hier aanwezig via internet.
Vier generaties na mijn Rotterdamse oma.
Van hen heb ik geleerd dat je altijd deel uitmaakt van een groter geheel.
Wat ik achterlaat komt nu binnen op uw Ipad.
Ik geef u twee gedichten mee:
Te Rotterdam ben ik geboren van Jan Prins en Rotown magic van Jules Deelder.
Twee gedichten die voor mij verleden, heden en toekomst van Rotterdam verbeelden.
Tenslotte geef ik u de vertalingen mee van de Latijnse teksten in dit huis.
Na ruim dertig jaar verlaat ik ook dit stadhuis.
In al die jaren ontdekte ik steeds weer iets nieuws in dit prachtige gebouw.
Via de teksten op vele plekken heeft het stadhuis mij toegesproken.
Luister goed naar dit gebouw en koester de kracht van deze stad.
Het ga jullie goed, ik ga weer verder
Abonneren op:
Reacties (Atom)